Hop - Upupa epops
Huppe, hoopoe, hop, Wiedehopf, upupa epops, Upupidae, harfägel, upupa, abubilla.
Middelgrote onmiskenbare, grote gekleurde trekvogel, 28 -32,5 cm. Trekt in augustus of september naar equatoriaal afrika en komt terug in de Cevennen tegen het einde van de maand maart .
Adult en juveniel kop, hals en borst ongewoon en kenmerkend roze-bruin; buik: wit. Lange geel-oranje kuif met zwarte vlekken; die bij gevaar of opwinding rechtop staat als een waaier.
Vleugels en rug zwart-wit gebandeer; zwarte staart met witte band. Donkere, lange, slanke naar beneden gebogen snavel. Met zijn snavel scharrelt hij in de grond naar larven van kevers, wormen en insecten.
Korte poten, kenmerkende fladderende vlucht.
Roep: karakteristiek, vèrdragend herhaald 'poe-poe-poe'
Bouwt zijn nest in gaten in muren en boomholten. Hij beschermt zijn nest tegen vijanden met een vreemde dordringende geur en legt in mei 4 a 8 grijs- of bruinwitte eieren die het vrouwtje in 16 dagen uitbroedt. Zij wordt dan gevoerd door het mannetje.