En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l’utilisation de cookies à des fins de mesure d’audience et pour vous permettre d’échanger sur les réseaux sociaux.

Causses & Cévennes - sud Massif Central

Causses & Cevennen

Vakantie in de Gorges du Tarn, Causses & Cevennen

De geologische geschiedenis de Cevennes en de Causses

De causses, Cevennes en gorges vormen het zuid Massif Central. Het is een interessante overgangszone tussen de garrigues van de Bas Languedoc en de centrale hoogvlakte.
Topografie en geologie hebben hier een nauwe samenhang; beide benaderingen definieren de verschillende natuurlijke gebieden:

De abrupt stijle valleien van de Cévennes bestaande uit metamorf gesteente, gevormd in het primaire tijdperk
Het is een ruige streek gekenmerkt door overmatig veel relief, scherpe diepe dalen en dito bergkammen, vrijwel zonder vlakke stukken.
Soortgelijk terrein strekt zich verder uit noord-noord-oost van de Cévennes: de Vivarais.

In het westen bevinden zich de immens grote hoogvlaktes van kalksteen, les Grands Causses.
Het aanvankelijk uit één vlakte bestaande tafelplateau is diep uitgesleten door water en tijd, de zogenaamde Gorges; even indrukwekkend als beroemd natuurschoon, zoals bijvoorbeeld les Gorges du Tarn.
Deze kalksteen hoogvlaktes zijn ontstaan in het secondaire tijdperk.

Ten noorden en ten zuiden rijzen de twee imposante granietsteen bergmassieven de Mont Lozère en de Mont Aigoual, zij begrenzen als twee trouwe wachters de regio.
Beide zijn ontstaan in het primaire tijdperk en vormen het skelet van de regio.
De Margeride, iets noordelijker gelegen is van dezelfde constitutie en tijdperk.

Meer naar het zuiden en oosten bevinden zich de garrigues van de Languedoc, enigszins dorrig aandoend bestruikt licht heuvelig landschap met veel struikachtige begroeing en steeneiken: de eerste "trede" van de Cévennes.

Tot slot rest nog het kolenbekken bij Alès te vermelden, een geologisch opmerkelijk fenomeen.

DE GEOLOGISCHE GESCHIEDENIS VAN DE CEVENNES

In het Precambrien, het midden van het eerste tijdperk: tussen de 500 en de 300 millioen jaar geleden was er overal slechts één grote oceaan.

Dikke lagen klei, mergel, kalksteen en verschillende zandsoorten zetten zich af op de bodem van deoceaan.
De tijdsduur van deze afzetting moet bezien worden in de orde van enkele honderden millioenen jaren.
Deze samengestelde lagen zijn, ook nu nog enkele kilometers dik.
Deze afzettingslagen zijn op hun beurt ook weer erosieprodukten van oudere gebergtes.

Les trucs de Bondon

Sporen van levende wezens die vermoedelijk bij hun ontstaan aanwezig waren zijn totaal verdwenen.
De lange granietketens die langzaam maar zeker door de aardkorst heen naar boven zijn gedreven, blijven in eerste instantie nog onder de oppervlakte.

Deze granieten magma's vinden zich langzaam een weg van hun 5 à 6 kilometer diepte naar de oppervlakte tussen de bovenliggende zwaardere steensoorten.
Zo transformeert de geboorte van de Mont Lozère en de Mont Aigoual de afzettingsgesteentes in metamorfoze gesteentes.

 

De hoge temperaturen en de enorme stuwende kracht van de magma-gesteentes vouwen, verdraaien, verpletteren, breken en bakken zelfs de rotssoorten die ze op hun weg tegenkomen.

De lagen worden vooral ook opgetild en veranderen van minerale structuur, ze worden omgevormd tot kleine dunne laagjes; ze verworden tot gneis en mica, de mica-leisteen van het hart van de Cévennes en de kristallijne kalkgesteentes van de Viganais.

Deze beweging duurt enkele tientallen millioenen jaren, met afwisselend aktieve en rustige periodes.
Gedurende de langere kalme fases krijgt de erosie opnieuw tijd om de nieuw-gekreëerde bergtoppen weer af te breken en het materaal in de diepste dalen achter le laten.
Zo ook zijn de kolenbekkens van het Massif Central ontstaan.

Nu is de gehele structuur op zijn plaats: de graniet-massieven van de Mont Lozère, de Margeride en de Mont Aigoual en de lager gelegen zones de Causses en de Cévennes.

Het is een tamelijk onwrikbaar geheel. Graniet bestaat uit één stuk starre massa, nauwelijks gevoelig voor de latere bewegingen.
Dit gesteente kan hier en daar splijten maar niet vouwen, het ondergaat breuken maar geen deformaties.

Tegen het einde van het primaire tijdperk wordt alles rustig.
De erosie herneemt haar aktiviteit, slijt de leisteen van de bergtoppen en ontbloot de onderliggende graniet.
Het erosie-materiaal vult de naastliggende dalen van Lodève en Saint-Affrique.

Dan dient zich weer een nieuw fenomeen zich aan: de zee -die men voor altijd voor weggetrokken hield, begint weer terrein te winnen.
Beetje bij beetje neemt zij opnieuw bezit van de regio, iets langer als 250 millioen jaar geleden.

Zij zet weer opnieuw sedimenten lagen af, eerst zand en zandsteen die de oude kustlijn markeert en vervolgens margel met glittertjes glimmer, een bewijs voor het verder eroderen van de oudere graniet- en leisteengebergtes.

Tot slot wordt er een dikke lag kalksteen afgezet, die oorspronkelijk ongetwijfeld de huidige limiet overschreed.
Misschien bedekte deze zelfs de totaliteit van de Cévennes, waar enkele zeldzame koraal-formaties duiden op het voorheen geweest zijn van grote dieptes

Ongeveer 120 millioen jaar geleden wordt het geheel lichtelijk omhoog gedrukt en verlaat de zee de regio. Alleen de voet blijft nog onder water: de garrigues van de Languedoc en de Rhône-vallei om vervolgens ook daar beetje bij beetje weg te trekken.

Dan onstaat er een splinternieuwe bergketen, de Pyreneeën.
Deze beweging veroorzaakt het omhoog komen van de Alpen.

De tegenbeweging van deze krachten verhoogd onze regio en tegelijkertijd veroorzaken stuwingen uit het zuiden het pletten van de sedimentaire secondaire lagen tegen de oude granieten bergketens.

Deze zogenaamde tectonische compressie levert een indrukwekkende veelvoud van vouwen en scheuren op.

Er verschijnen grote scheuren in het noorden en westen en de eerste vulkanen barsten los.

Sindsdien bepaalt slechts erosie het huidige aanzien van de regio. Zij gaat de duizende valleien en valleitjes van de leisteen Cévennes uitslijten en creëert de diepe Gorges die het grote kalksteenplateau verdelen in meerdere losliggende hoogvlaktes, les Grands Causses.